Het is 18:00 ‘s avonds. We wachten al een uur op twee mensen die echt niet gaan komen.
Net aangekomen in Hohhot, het vriest, al zou je dat niet denken want er is geen druppel water te vinden en geen vlokje sneeuw.
Het landschap om ons heen is kaal en bar.
Als de bus dan toch vertrekt wordt het nog duidelijker.
Gigantische flatgebouwen vormen de stad. Leeg, zonder ramen, zonder verlichting.
Twee uur later zijn we er. In iets met “grasslands”. Een grote namaak-Yurt dient als receptie. Samen met de andere nieuwkomers schrijven we ons in, tenminste, dat denken we, want we hebben geen flauw idee. Zij spreken geen andere taal dan Chinees. Wij spreken allemaal geen Chinees. Zelfs de inschrijfformulieren kunnen we niet lezen.
We schuiven een dikke stapel flappen (1640 RMB per persoon om precies te zijn) over tafel en krijgen uiteindelijk een pasje voor onze hotel kamer.
Eh, kamer. Yurt. Een rond hutje met twee bedden en achter de bedden een wc en een douche.
In het eerste opzicht lijkt het een echte Yurt, maar met een beetje technisch inzicht zie je dat alles nep is.
Maar, we zijn positief verrast: we hebben zowaar een bed! De eerdere keren dat we in China waren hebben we ook al “gewoon” een hotelkamer gehad zonder bed.
We zijn moe maar gaat eerst eten. Worden weer in een bus gestopt en rijden naar een soort paleis. Rijst, ondefinieerbare groenten en vlees waarvan we niet helemaal weten wat het nu is. Ach, we zien wel.
Doodmoe vallen we toch in slaap.
We ontmoeten steeds meer atleten en waar we dachten dat vandaag moest worden ingeschreven voor de wedstrijd, een openingsceremonie zou zijn, begint alles pas een dag later.
Ow. Eh, ja.
Dus we maken een ander plan. In het grote paleis zit een Hot Spring. Het lukt ons om er in te mogen samen met Amerikanen Kendra, Carter en Kevin. Binnen blijkt het gigantisch. Drie keer zo groot als Tropicana. Palmbomen van plastic en bomen met nep-bloemen die met tie-rips vastgemaakt zitten aan de plastic takken sieren de grote hal. Mongolian Medicine Soup zegt het ene bad, 40 graden zegt het andere bad. Je kan zelfs je voeten laten opeten door kleine visjes en dobberen in een mega zout bad.
Er is ook een buitenbad. Maar met -20 en wind vonden we dat toch een minder comfortabele ervaring. Al was de Chinese MIG-replica toch best grappig om te zien.
Wat doen al die oude vliegtuigen achter dit gebouw…?
‘s Avonds gebeurt er dan toch wat. Een groot diner. Vier cirkels met tafels en stoelen staan opgesteld in een hele grote nep-Yurt. De mensen op de eerste twee rijen krijgen allemaal een geel pak aan dat er hit ziet als een traditioneel klederdracht pak, alleen dan de versie die je met carnaval aan doet. Wij zitten op rij drie en krijgen alleen een soort schild in plaats van een heel pak. Rangorde wordt zo duidelijker dan ooit. Wij zijn niet belangrijk. Eten krijgen we later, drinken later, geen rijst-wijn, en onze stoelen zitten ellendig. We zitten hier volledig toevallig. De eerste rij was alleen voor ‘officials’ de tweede rij voor atleten, die zat al vol dus zaten we op rij drie.
Meer dan tien gangen werden opgediend. En alles werd geserveerd met traditionele thee.
Zwarte thee met gezouten boter. Dennis moest er van kokhalzen. Ik net niet en dronk het maar op, met die droge kou heb je veel vocht nodig.
Twee stoelen verder zat een Chinees meisje. Ze bleek uit de buurt te komen en sprak drie woorden Engels. Ze was de dochter van een van de officials. En ze legde uit wat we nu precies elke keer aten.
In een van de soep gerechten zat een stukje gans (met bot en huid) en er dreven een paar oranje sliertjes in. De sliertjes leken een beetje op, ja, worm? Ik at er een. Taai. Rubberachtige structuur. Niet echt smaakvol. “Grass worm” was haar antwoord, toen ik het vroeg. Zeker? Ja. Het was worm. Toen ik er eentje nader bestudeerde zag ik het. Ja. Worm.
De jetlag valt mee en de volgende ochtend zitten we aan het ontbijt.
Alle spullen klaar om te gaan klimmen.
Maar pas laat in de middag is het eindelijk zo ver. Natuurlijk eerst een soort ceremonie met veel bla bla en leuke dansjes. Het duurde en het duurde maar en wij stonden daar in de kou. Eindelijk. De eerste klim. Rond 15:30uur.
De dames en de heren klommen dezelfde routes. Dames eerst, daarna heren. Interessant, zo kan je best goed vergelijken hoe je presteert ten opzichte van de heren.
M’n eerste klim ging aardig, maar langzaam. Ik was traag geworden van al het wachten en niks doen.
Een uur later mn tweede klim. Die ging beter, maar over de helft was er een greep waar ik maar weg bleef glijden. Ik was de laatste klimmer, inmiddels schemerde het en was het goed koud. Het kostte me veel tijd om ‘m toch te fixeren. Het leverde uiteindelijk een 11e plaats op. Mwah. Aardig… maar moet beter kunnen.
Daarna moesten de heren nog. Dennis had, net als alle anderen, nog geen avondeten op maar het was inmiddels wel al 18:00u geweest.
Snel een vriesdroog maaltijd klaar gemaakt, waar alle anderen het moesten doen met instant-noodles.
De zon was weg. De wind werd sterker. Overdag was het -20, geen idee hoe koud het nu was. De lichten deden het niet. Dus het duurde nog even voordat Dennis aan de beurt zou zijn.
In het programma stond dat de heren om 18:00u klaar zouden zijn met klimmen. Right…
Ook Dennis klom ‘wel aardig’. Moest ook weer meer dan een uur wachten op z’n volgende klim.
Normaal heb je dan een warme ruimte waar je in kan zitten. Hier was er een tent. Er was dan wel geen wind, maar het was biet verwarmd. Ze hadden wel een poging gedaan met vier minuscule kolen kacheltjes, maar dat was echt geen succes.
De rook kwam weer net zo hard baar binnen waardoor de hele ruimte blauw stond.
Doodmoe gingen we rond middernacht eindelijk terug naar onze nep-Yurt.
Halve finales staan op het programma voor dag 2.
Je zou denken dat er dan wel een verwarmde tent is, maar niks verbaasd me meer hier.
Dus was de isolatie niet verwarmd en startten we te laat.
Opwarmen ging dan ook slecht. De tent was weer een groot koolmonoxide hol. Of buiten in de kou. Of binnen langzaam stikken. Ik koos voor optie 1.
Dennis klom. “Allez Dennis!!!” riep ik met mijn best wel harde stem.
Maar dat mocht ik niet roepen van de Chinezen. “Kom op Dennis!” Nog een keer en dan moest ik weg. Want ik gaf tips. Dat mocht niet. Ok. “Come on Dennis!” Ah, dat mocht dus wel.
Hij kwam ver! Maar geen top. Meestal moet je tot de allerlaatste greep klimmen om kans te maken op de finales.
Zwaaien. Rennen. Nog meer rennen. Zwaaien. Of toch maar in dat hol gaan zitten?
Ik heb nog steeds een beetje laat van m’n hoest, als ik daar binnen zou gaan zitten zou dat alleen maar erger worden…
Dan toch maar buiten.
Al aan de beurt? Nee? Ja? Ja? Oh, nee, toch niet. Nu dan? Ja? Nu wel. Maar nu ben ik weer koud. Nog wat rennen? Ik werd niet echt warm meer eigenlijk.
In m’n klim was ik was onzeker. ‘Kom op Marianne, vasthouden, pas maken, verder, en volgende pas doen.’ Ik moest het echt tegen mezelf zeggen dat ik niet mocht opgeven. De passen kon ik wel, moest alleen elke keer m’n lichaamspositie uitvinden. Hoe moest ik nou gaan staan zodat ik de bijl goed kon houden voor de volgende greep? En dat duurde me in elke beweging te lang. Ik vond mezelf onhandig. Sterk genoeg, fit genoeg maar te weinig bewegingservaring.
Geen idee hoeveel van de acht minuten er nog over waren. Ohke, deze passen kan ik wel, dus door. En weer. M’n touw werd strak getrokken. Door de harde schelle muziek met boxen die naar ons klimmers toe gericht waren in plaats van naar het publiek had ik de hele tijd-coaching van Dennis gemist. M’n tijd was al op. Als ik dat nu wel gehoord had…
Één greep meer én dat setje wat naast me hing had ik moeten clippen. Dan had ik wel de finale gehaald. Ik had ijskoude handen, hot aches, maar was totaal niet verzuurd toen ik weer op de grond stond.
Nu snel terug naar onze Yurt. Eten, rusten, want later is er speed.
Alles is op loop-afstand. Maar wel net zo’n afstand die je liever fietst dan loopt. M’n Fitbit was gelukkig, makkelijk 20.000 stappen per dag. Maar ik had liever 20.000 klimpassen dan de vrij nutteloze loop passen.
Speed dan dus. Als je dacht dat het in de zon koud was, eh, nee, nu in de schaduw, dat is pas koud.
Er zijn wat nieuwe regels bij de speed. Één ervan is dat je binnen een minuut boven moet komen, anders ben je af.
De was duel, wat betekent dat je twee keer klimt, een keer links, een keer rechts op het andere touw. Je tijd wordt bij elkaar opgeteld. De snelsten gaan naar de halve finale.
Het ijs was glad. Alsof het een schaatsbaan was. Geen bobbeltje, kuiltje, scheurtje om je bijlen te plaatsen. “Impossible” zeiden de Russische dames.
Ik ga wel eerst, ze ik, finales haal ik toch niet, maar dan hebben jullie in ieder geval gaten om iets te kunnen doen.
Er was al een random indeling, ik stond als achtste.
Nummer één viel na nog geen meter klimmen. Nummer twee dan. Die klom de eerste uit. Maar viel in de tweede route. Nog een paar. Ze vielen allemaal! Ik dan. Slaan met speedbijlen is echt lastig. Schoppen in ijs dat zo koud is, is nog veel lastiger. Nèt, nèt binnen de tijd kwam ik boven, tweede route dan. Halverwege brak het ijs. M’n bijl, voeten en vervolgens m’n volgende bijl vlogen uit het ijs. Af. Klaar. Out.
Tja…toch viel bijna iedereen, en dan telt de eerste klim wel mee, dus werd ik 11e. Normaal zou dat halve finale betekenen, maar als je gevallen bent krijg je wel een resultaat maar ga je niet door naar de volgende ronde.
Inmiddels is alle zon verdwenen. Zelfs met drie broeken en drie jassen is het nog koud.
De heren mogen nu klimmen.
Door het kurk-droge ijs zitten er wel gaten nu, maar is alles zo fragiel en breekbaar dat het alsnog een gokspelletje is of je boven komt of niet.
Dennis verliest het gokspelletje na 10m klimmen. Hij valt, breekt uit het ijs met z’n bijlen. Einde wedstrijd.
Iedereen is wel gefrustreerd over iets. De chaos, de kou, de constante politie controle (als je wil wandelen of hardlopen moet je begeleid worden door een politie medewerker, ik had bijna zin om 40km te gaan lopen met zo’n poppetje naast me) het eten, (vandaag hadden we gekookte maden met groente voor lunch), de speedklimwand, de organisatie die laks om ging met het fenomeen ‘isolatie’, de hoge kosten van het hotel…
‘s avonds tijdens het eten was dan ook niemand echt in een goede stemming, zelfs degenen die wel de finale gehad hadden bleven stil. Een ding was er wel goed, de routes. De Russische routebouwers hadden in de bizar korte tijd die ze hadden behoorlijk mooie technische, krachtige routes neergezet. Routes die ik graag veel vaker zou willen klimmen. (misschien toch een keer naar Rusland om te trainen?)
We zochten een uitweg om uit dit gesloten reservaat te komen. Maar hoe? Kunnen we niet gewoon ergens anders ijsklimmen? Echt ijs?
Via een Chinese collega van de ISPO en twee Russische klimmers die al eens ijs geklommen hadden in de buurt maakten we een plan.
Er was wel een dame die ons mee kon nemen de volgende dag…
‘s Ochtends hadden we al onze spullen gepakt. Ready. Maar de dame was nergens. We liepen een beetje verloren rond. 08:00uur, 10:00uur, 11:00uur, de finales in volle gang. We schreeuwden hard voor alle klimmers. De tijd, “nog één minuut!” En “kom op, allez, come on, yeah!” Of ze nu Russisch, Iranees, Fins of Canadees waren. Het is toch wel een vrij hechte groep.
En daar was ze dan opeens. Climb? Now?
Snel stapten we in haar grote Toyota die geparkeerd stond achter de isolatie, maar eigenlijk alleen atleten mochten komen. En zij dan dus.
Ze belde af en aan met haar twee telefoons en wuifde de politie opzij en liep door. We liepen snel achter haar aan.
Pakten onze ijsklimspullen en reden er vandoor. De politie aan de hekken salueerde terwijl ze voorbij reed. Links, rechts, het maakte niet uit waar ze reed op de weg, zij had toch voorrang.
We reden langs kleine huisjes, vrachtwagen werkplaatsen en heel veel vrachtwagens vol met kolen of mais. M’n buik maakte een kronkel van de honden die aan een lijn lagen. Broodmager. Toen ik beter keek bleek er een dood, je keek zo door z’n ribben heen.
Dit is het echte China, dingen gaan hier anders…
Na nog geen 20 minuten kwamen we aan. Aan de voet van de hoge bergen die we in de verte zagen liggen. Dor en droog, geen druppel water te bekennen. We pakten onze spullen en liepen samen met haar omhoog.
Het leek op een beekdal, maar dan zonder water. Tot we de hoek om kwamen en er opeens een 40m hoge dikke vette WI4 waterval verscheen. We waren stomverbaasd om zo veel ijs te vinden in zo’n droog gebied.
Snel maakten we ons klaar om te gaan klimmen.
De dame, van wie ik nog steeds geen naam weet, had ook wat spullen mee. Gordel, stijgijzers, ijsbijlen, helm en een zekerapparaat. We gingen er vanuit dat ze ook mee wilde klimmen.
Ze belde nog wat heen en weer en bestudeerde onze spullen.
De waterval lag volledig in de zon. Het maakte de temperatuur enigszins aangenaam, we hoefden nu niet drie jassen aan maar konden ook overweg met één donsjas.
En gek genoeg druppelde het water en bevroor het meteen.
Dennis klom, tik tik, schop, schop. Echt ijs is zó anders dan het speedklimijs.
We besloten dat niet alles in China nep is. Er bestaan echte dingen, zoals dit ijs.
De dame keek en observeerde. Maar maakte geen aanstalten om zelf mee te gaan. Het koste me veel moeite om uit te leggen dat wij tegelijk omhoog zouden klimmen, zij rechts in het makkelijke stuk, ik links, steil omhoog.
Alsof ik haar een groot cadeau gaf, ze hield me vast, was er niet zeker van of ze me begrepen had. Mocht ze ook?!
Ondertussen liepen er meer mensen omhoog. We moeten opschieten dacht ik, voordat die anderen ook gaan klimmen. Ik had geen idee of ik wel zo’n vertrouwen had in de Chinese klim-skills en ethiek.
Stijgijzers aan, ijsbijlen, zit de helm goed, ook de achtknoop moest mee geholpen worden. Kon ze wel ijsklimmen vroeg ik me opeens af? Of had ze al die spullen alleen voor de sier? Echt gebruikt was het allemaal niet…
Onhandig klom ze stap voor stap in het ijs.
Ik klom elke keer naar haar toe, haalde de schroeven eruit, klom snel omhoog, maakte weer een foto en klom weer naar beneden.
Hijgend en puffend boekte ze voortgang. Ik aanmoedigend met de paar woorden Chinees die ik inmiddels ken in combinatie met al mn Engels uitgesproken op z’n ‘Slineesj’.
Boven! Gehaald. Ze omarmde me, kreunde, zuchtte en was zo blij. “Fist taim” bleef ze maar zeggen, ‘first time’. Ah, ja, vandaar.
Boven aan de waterval liep het water de ijsschroeven uit, niet echt een plek om over te abseilen. Alsof ze het wist liep ze verder over het vlakke gedeelte, het ijs af, stijgijzers uit en begon in een pittig tempo te lopen over een klein maar duidelijk pad.
First time…maar wist ze dan toch de weg?
We liepen achter haar aan, hijgend, want ze liep echt hard.
Wat ging ze nou doen? “Perry long to cal”. Perry long zei ze. Hijgend liep ze verder. Dus wij vragen of “this road to home?” “Yes yes. Cal.” Was haar antwoord.
Met elke pas die wel zetten twijfelden we meer. Bijna boven op de hoge berg maakten Dennis en ik dan toch de beslissing. We moeten terug. Dit is het zeker weten niet. We fixen we iets om te abseilen.
Onderweg hangen om elke boom gebedsvlaggetjes. Wat is dit voor weg?
Vlakbij de waterval zie ik het water uit de grond komen. Ik doe m’n handschoenen uit en voel het water zacht over mn hand stromen. Zacht?! Het is warm! Een bron!
Het verklaart het stromende water in het ijs en überhaupt dat er hier in dit droge gebied een waterval gevormd is.
Niet ver van de route vinden we het paadje dat onze dame niet nam en wandelden we naar beneden onder applaus en geroep van alle mensen die beneden stonden.
Geen van hen was aan het klimmen. Geen van hen had klimmaterialen. “Flends” legde de dame uit. Ah, friends, vrienden. Ze boden ons zoute thee aan, de we braaf opdronken. En “pictuh”, picture, foto, iedereen moest apart met ons op de foto, dan in kleine groepjes en vervolgens de hele groep. Ik gaf m’n camera aan een van de toeschouwers en zo hebben we ook een foto van ons met de groep.
Ze lieten foto’s van ons zien, dat we met de dame aan het klimmen waren.
Zouden ze allemaal hier heen gekomen zijn om haar te zien klimmen…?
We reden terug naar het reservaat. Weer langs de dode hond. Langs de grote brokken kolen langs de weg. Langs de herders met hun koeien of geiten. Langs de stoffige huizen en zwarte garages met vrachtwagen-banden. Langs echte Yurts, langs standbeelden van marmer, koper en graniet. Terug naar de standbeelden van glasvezel, de nep yurts, de elektrisch verwarmde (of beter onverwarmde) tent, naar het leger van politie agenten die ons braaf salueerden.
De volgende ochtend vertrokken we. 04:15 was de vertrektijd. We vertrokken om 05:00. Zoals we al verwachtten. Op naar Korea. Op naar Azië, maar anders.
Hohhot, Inner-Mongolia, China
Het is 18:00 ‘s avonds. We wachten al een uur op twee mensen die echt niet gaan komen.
Net aangekomen in Hohhot, het vriest, al zou je dat niet denken want er is geen druppel water te vinden en geen vlokje sneeuw.
Het landschap om ons heen is kaal en bar.
Als de bus dan toch vertrekt wordt het nog duidelijker.
Gigantische flatgebouwen vormen de stad. Leeg, zonder ramen, zonder verlichting.
Twee uur later zijn we er. In iets met “grasslands”. Een grote namaak-Yurt dient als receptie. Samen met de andere nieuwkomers schrijven we ons in, tenminste, dat denken we, want we hebben geen flauw idee. Zij spreken geen andere taal dan Chinees. Wij spreken allemaal geen Chinees. Zelfs de inschrijfformulieren kunnen we niet lezen.
We schuiven een dikke stapel flappen (1640 RMB per persoon om precies te zijn) over tafel en krijgen uiteindelijk een pasje voor onze hotel kamer.
Eh, kamer. Yurt. Een rond hutje met twee bedden en achter de bedden een wc en een douche.
In het eerste opzicht lijkt het een echte Yurt, maar met een beetje technisch inzicht zie je dat alles nep is.
Maar, we zijn positief verrast: we hebben zowaar een bed! De eerdere keren dat we in China waren hebben we ook al “gewoon” een hotelkamer gehad zonder bed.
We zijn moe maar gaat eerst eten. Worden weer in een bus gestopt en rijden naar een soort paleis. Rijst, ondefinieerbare groenten en vlees waarvan we niet helemaal weten wat het nu is. Ach, we zien wel.
Doodmoe vallen we toch in slaap.
We ontmoeten steeds meer atleten en waar we dachten dat vandaag moest worden ingeschreven voor de wedstrijd, een openingsceremonie zou zijn, begint alles pas een dag later.
Ow. Eh, ja.
Dus we maken een ander plan. In het grote paleis zit een Hot Spring. Het lukt ons om er in te mogen samen met Amerikanen Kendra, Carter en Kevin. Binnen blijkt het gigantisch. Drie keer zo groot als Tropicana. Palmbomen van plastic en bomen met nep-bloemen die met tie-rips vastgemaakt zitten aan de plastic takken sieren de grote hal. Mongolian Medicine Soup zegt het ene bad, 40 graden zegt het andere bad. Je kan zelfs je voeten laten opeten door kleine visjes en dobberen in een mega zout bad.
Er is ook een buitenbad. Maar met -20 en wind vonden we dat toch een minder comfortabele ervaring. Al was de Chinese MIG-replica toch best grappig om te zien.
Wat doen al die oude vliegtuigen achter dit gebouw…?
‘s Avonds gebeurt er dan toch wat. Een groot diner. Vier cirkels met tafels en stoelen staan opgesteld in een hele grote nep-Yurt. De mensen op de eerste twee rijen krijgen allemaal een geel pak aan dat er hit ziet als een traditioneel klederdracht pak, alleen dan de versie die je met carnaval aan doet. Wij zitten op rij drie en krijgen alleen een soort schild in plaats van een heel pak. Rangorde wordt zo duidelijker dan ooit. Wij zijn niet belangrijk. Eten krijgen we later, drinken later, geen rijst-wijn, en onze stoelen zitten ellendig. We zitten hier volledig toevallig. De eerste rij was alleen voor ‘officials’ de tweede rij voor atleten, die zat al vol dus zaten we op rij drie.
Meer dan tien gangen werden opgediend. En alles werd geserveerd met traditionele thee.
Zwarte thee met gezouten boter. Dennis moest er van kokhalzen. Ik net niet en dronk het maar op, met die droge kou heb je veel vocht nodig.
Twee stoelen verder zat een Chinees meisje. Ze bleek uit de buurt te komen en sprak drie woorden Engels. Ze was de dochter van een van de officials. En ze legde uit wat we nu precies elke keer aten.
In een van de soep gerechten zat een stukje gans (met bot en huid) en er dreven een paar oranje sliertjes in. De sliertjes leken een beetje op, ja, worm? Ik at er een. Taai. Rubberachtige structuur. Niet echt smaakvol. “Grass worm” was haar antwoord, toen ik het vroeg. Zeker? Ja. Het was worm. Toen ik er eentje nader bestudeerde zag ik het. Ja. Worm.
De jetlag valt mee en de volgende ochtend zitten we aan het ontbijt.
Alle spullen klaar om te gaan klimmen.
Maar pas laat in de middag is het eindelijk zo ver. Natuurlijk eerst een soort ceremonie met veel bla bla en leuke dansjes. Het duurde en het duurde maar en wij stonden daar in de kou. Eindelijk. De eerste klim. Rond 15:30uur.
De dames en de heren klommen dezelfde routes. Dames eerst, daarna heren. Interessant, zo kan je best goed vergelijken hoe je presteert ten opzichte van de heren.
M’n eerste klim ging aardig, maar langzaam. Ik was traag geworden van al het wachten en niks doen.
Een uur later mn tweede klim. Die ging beter, maar over de helft was er een greep waar ik maar weg bleef glijden. Ik was de laatste klimmer, inmiddels schemerde het en was het goed koud. Het kostte me veel tijd om ‘m toch te fixeren. Het leverde uiteindelijk een 11e plaats op. Mwah. Aardig… maar moet beter kunnen.
Daarna moesten de heren nog. Dennis had, net als alle anderen, nog geen avondeten op maar het was inmiddels wel al 18:00u geweest.
Snel een vriesdroog maaltijd klaar gemaakt, waar alle anderen het moesten doen met instant-noodles.
De zon was weg. De wind werd sterker. Overdag was het -20, geen idee hoe koud het nu was. De lichten deden het niet. Dus het duurde nog even voordat Dennis aan de beurt zou zijn.
In het programma stond dat de heren om 18:00u klaar zouden zijn met klimmen. Right…
Ook Dennis klom ‘wel aardig’. Moest ook weer meer dan een uur wachten op z’n volgende klim.
Normaal heb je dan een warme ruimte waar je in kan zitten. Hier was er een tent. Er was dan wel geen wind, maar het was biet verwarmd. Ze hadden wel een poging gedaan met vier minuscule kolen kacheltjes, maar dat was echt geen succes.
De rook kwam weer net zo hard baar binnen waardoor de hele ruimte blauw stond.
Doodmoe gingen we rond middernacht eindelijk terug naar onze nep-Yurt.
Halve finales staan op het programma voor dag 2.
Je zou denken dat er dan wel een verwarmde tent is, maar niks verbaasd me meer hier.
Dus was de isolatie niet verwarmd en startten we te laat.
Opwarmen ging dan ook slecht. De tent was weer een groot koolmonoxide hol. Of buiten in de kou. Of binnen langzaam stikken. Ik koos voor optie 1.
Dennis klom. “Allez Dennis!!!” riep ik met mijn best wel harde stem.
Maar dat mocht ik niet roepen van de Chinezen. “Kom op Dennis!” Nog een keer en dan moest ik weg. Want ik gaf tips. Dat mocht niet. Ok. “Come on Dennis!” Ah, dat mocht dus wel.
Hij kwam ver! Maar geen top. Meestal moet je tot de allerlaatste greep klimmen om kans te maken op de finales.
Zwaaien. Rennen. Nog meer rennen. Zwaaien. Of toch maar in dat hol gaan zitten?
Ik heb nog steeds een beetje laat van m’n hoest, als ik daar binnen zou gaan zitten zou dat alleen maar erger worden…
Dan toch maar buiten.
Al aan de beurt? Nee? Ja? Ja? Oh, nee, toch niet. Nu dan? Ja? Nu wel. Maar nu ben ik weer koud. Nog wat rennen? Ik werd niet echt warm meer eigenlijk.
In m’n klim was ik was onzeker. ‘Kom op Marianne, vasthouden, pas maken, verder, en volgende pas doen.’ Ik moest het echt tegen mezelf zeggen dat ik niet mocht opgeven. De passen kon ik wel, moest alleen elke keer m’n lichaamspositie uitvinden. Hoe moest ik nou gaan staan zodat ik de bijl goed kon houden voor de volgende greep? En dat duurde me in elke beweging te lang. Ik vond mezelf onhandig. Sterk genoeg, fit genoeg maar te weinig bewegingservaring.
Geen idee hoeveel van de acht minuten er nog over waren. Ohke, deze passen kan ik wel, dus door. En weer. M’n touw werd strak getrokken. Door de harde schelle muziek met boxen die naar ons klimmers toe gericht waren in plaats van naar het publiek had ik de hele tijd-coaching van Dennis gemist. M’n tijd was al op. Als ik dat nu wel gehoord had…
Één greep meer én dat setje wat naast me hing had ik moeten clippen. Dan had ik wel de finale gehaald. Ik had ijskoude handen, hot aches, maar was totaal niet verzuurd toen ik weer op de grond stond.
Nu snel terug naar onze Yurt. Eten, rusten, want later is er speed.
Alles is op loop-afstand. Maar wel net zo’n afstand die je liever fietst dan loopt. M’n Fitbit was gelukkig, makkelijk 20.000 stappen per dag. Maar ik had liever 20.000 klimpassen dan de vrij nutteloze loop passen.
Speed dan dus. Als je dacht dat het in de zon koud was, eh, nee, nu in de schaduw, dat is pas koud.
Er zijn wat nieuwe regels bij de speed. Één ervan is dat je binnen een minuut boven moet komen, anders ben je af.
De was duel, wat betekent dat je twee keer klimt, een keer links, een keer rechts op het andere touw. Je tijd wordt bij elkaar opgeteld. De snelsten gaan naar de halve finale.
Het ijs was glad. Alsof het een schaatsbaan was. Geen bobbeltje, kuiltje, scheurtje om je bijlen te plaatsen. “Impossible” zeiden de Russische dames.
Ik ga wel eerst, ze ik, finales haal ik toch niet, maar dan hebben jullie in ieder geval gaten om iets te kunnen doen.
Er was al een random indeling, ik stond als achtste.
Nummer één viel na nog geen meter klimmen. Nummer twee dan. Die klom de eerste uit. Maar viel in de tweede route. Nog een paar. Ze vielen allemaal! Ik dan. Slaan met speedbijlen is echt lastig. Schoppen in ijs dat zo koud is, is nog veel lastiger. Nèt, nèt binnen de tijd kwam ik boven, tweede route dan. Halverwege brak het ijs. M’n bijl, voeten en vervolgens m’n volgende bijl vlogen uit het ijs. Af. Klaar. Out.
Tja…toch viel bijna iedereen, en dan telt de eerste klim wel mee, dus werd ik 11e. Normaal zou dat halve finale betekenen, maar als je gevallen bent krijg je wel een resultaat maar ga je niet door naar de volgende ronde.
Inmiddels is alle zon verdwenen. Zelfs met drie broeken en drie jassen is het nog koud.
De heren mogen nu klimmen.
Door het kurk-droge ijs zitten er wel gaten nu, maar is alles zo fragiel en breekbaar dat het alsnog een gokspelletje is of je boven komt of niet.
Dennis verliest het gokspelletje na 10m klimmen. Hij valt, breekt uit het ijs met z’n bijlen. Einde wedstrijd.
Iedereen is wel gefrustreerd over iets. De chaos, de kou, de constante politie controle (als je wil wandelen of hardlopen moet je begeleid worden door een politie medewerker, ik had bijna zin om 40km te gaan lopen met zo’n poppetje naast me) het eten, (vandaag hadden we gekookte maden met groente voor lunch), de speedklimwand, de organisatie die laks om ging met het fenomeen ‘isolatie’, de hoge kosten van het hotel…
‘s avonds tijdens het eten was dan ook niemand echt in een goede stemming, zelfs degenen die wel de finale gehad hadden bleven stil. Een ding was er wel goed, de routes. De Russische routebouwers hadden in de bizar korte tijd die ze hadden behoorlijk mooie technische, krachtige routes neergezet. Routes die ik graag veel vaker zou willen klimmen. (misschien toch een keer naar Rusland om te trainen?)
We zochten een uitweg om uit dit gesloten reservaat te komen. Maar hoe? Kunnen we niet gewoon ergens anders ijsklimmen? Echt ijs?
Via een Chinese collega van de ISPO en twee Russische klimmers die al eens ijs geklommen hadden in de buurt maakten we een plan.
Er was wel een dame die ons mee kon nemen de volgende dag…
‘s Ochtends hadden we al onze spullen gepakt. Ready. Maar de dame was nergens. We liepen een beetje verloren rond. 08:00uur, 10:00uur, 11:00uur, de finales in volle gang. We schreeuwden hard voor alle klimmers. De tijd, “nog één minuut!” En “kom op, allez, come on, yeah!” Of ze nu Russisch, Iranees, Fins of Canadees waren. Het is toch wel een vrij hechte groep.
En daar was ze dan opeens. Climb? Now?
Snel stapten we in haar grote Toyota die geparkeerd stond achter de isolatie, maar eigenlijk alleen atleten mochten komen. En zij dan dus.
Ze belde af en aan met haar twee telefoons en wuifde de politie opzij en liep door. We liepen snel achter haar aan.
Pakten onze ijsklimspullen en reden er vandoor. De politie aan de hekken salueerde terwijl ze voorbij reed. Links, rechts, het maakte niet uit waar ze reed op de weg, zij had toch voorrang.
We reden langs kleine huisjes, vrachtwagen werkplaatsen en heel veel vrachtwagens vol met kolen of mais. M’n buik maakte een kronkel van de honden die aan een lijn lagen. Broodmager. Toen ik beter keek bleek er een dood, je keek zo door z’n ribben heen.
Dit is het echte China, dingen gaan hier anders…
Na nog geen 20 minuten kwamen we aan. Aan de voet van de hoge bergen die we in de verte zagen liggen. Dor en droog, geen druppel water te bekennen. We pakten onze spullen en liepen samen met haar omhoog.
Het leek op een beekdal, maar dan zonder water. Tot we de hoek om kwamen en er opeens een 40m hoge dikke vette WI4 waterval verscheen. We waren stomverbaasd om zo veel ijs te vinden in zo’n droog gebied.
Snel maakten we ons klaar om te gaan klimmen.
De dame, van wie ik nog steeds geen naam weet, had ook wat spullen mee. Gordel, stijgijzers, ijsbijlen, helm en een zekerapparaat. We gingen er vanuit dat ze ook mee wilde klimmen.
Ze belde nog wat heen en weer en bestudeerde onze spullen.
De waterval lag volledig in de zon. Het maakte de temperatuur enigszins aangenaam, we hoefden nu niet drie jassen aan maar konden ook overweg met één donsjas.
En gek genoeg druppelde het water en bevroor het meteen.
Dennis klom, tik tik, schop, schop. Echt ijs is zó anders dan het speedklimijs.
We besloten dat niet alles in China nep is. Er bestaan echte dingen, zoals dit ijs.
De dame keek en observeerde. Maar maakte geen aanstalten om zelf mee te gaan. Het koste me veel moeite om uit te leggen dat wij tegelijk omhoog zouden klimmen, zij rechts in het makkelijke stuk, ik links, steil omhoog.
Alsof ik haar een groot cadeau gaf, ze hield me vast, was er niet zeker van of ze me begrepen had. Mocht ze ook?!
Ondertussen liepen er meer mensen omhoog. We moeten opschieten dacht ik, voordat die anderen ook gaan klimmen. Ik had geen idee of ik wel zo’n vertrouwen had in de Chinese klim-skills en ethiek.
Stijgijzers aan, ijsbijlen, zit de helm goed, ook de achtknoop moest mee geholpen worden. Kon ze wel ijsklimmen vroeg ik me opeens af? Of had ze al die spullen alleen voor de sier? Echt gebruikt was het allemaal niet…
Onhandig klom ze stap voor stap in het ijs.
Ik klom elke keer naar haar toe, haalde de schroeven eruit, klom snel omhoog, maakte weer een foto en klom weer naar beneden.
Hijgend en puffend boekte ze voortgang. Ik aanmoedigend met de paar woorden Chinees die ik inmiddels ken in combinatie met al mn Engels uitgesproken op z’n ‘Slineesj’.
Boven! Gehaald. Ze omarmde me, kreunde, zuchtte en was zo blij. “Fist taim” bleef ze maar zeggen, ‘first time’. Ah, ja, vandaar.
Boven aan de waterval liep het water de ijsschroeven uit, niet echt een plek om over te abseilen. Alsof ze het wist liep ze verder over het vlakke gedeelte, het ijs af, stijgijzers uit en begon in een pittig tempo te lopen over een klein maar duidelijk pad.
First time…maar wist ze dan toch de weg?
We liepen achter haar aan, hijgend, want ze liep echt hard.
Wat ging ze nou doen? “Perry long to cal”. Perry long zei ze. Hijgend liep ze verder. Dus wij vragen of “this road to home?” “Yes yes. Cal.” Was haar antwoord.
Met elke pas die wel zetten twijfelden we meer. Bijna boven op de hoge berg maakten Dennis en ik dan toch de beslissing. We moeten terug. Dit is het zeker weten niet. We fixen we iets om te abseilen.
Onderweg hangen om elke boom gebedsvlaggetjes. Wat is dit voor weg?
Vlakbij de waterval zie ik het water uit de grond komen. Ik doe m’n handschoenen uit en voel het water zacht over mn hand stromen. Zacht?! Het is warm! Een bron!
Het verklaart het stromende water in het ijs en überhaupt dat er hier in dit droge gebied een waterval gevormd is.
Niet ver van de route vinden we het paadje dat onze dame niet nam en wandelden we naar beneden onder applaus en geroep van alle mensen die beneden stonden.
Geen van hen was aan het klimmen. Geen van hen had klimmaterialen. “Flends” legde de dame uit. Ah, friends, vrienden. Ze boden ons zoute thee aan, de we braaf opdronken. En “pictuh”, picture, foto, iedereen moest apart met ons op de foto, dan in kleine groepjes en vervolgens de hele groep. Ik gaf m’n camera aan een van de toeschouwers en zo hebben we ook een foto van ons met de groep.
Ze lieten foto’s van ons zien, dat we met de dame aan het klimmen waren.
Zouden ze allemaal hier heen gekomen zijn om haar te zien klimmen…?
We reden terug naar het reservaat. Weer langs de dode hond. Langs de grote brokken kolen langs de weg. Langs de herders met hun koeien of geiten. Langs de stoffige huizen en zwarte garages met vrachtwagen-banden. Langs echte Yurts, langs standbeelden van marmer, koper en graniet. Terug naar de standbeelden van glasvezel, de nep yurts, de elektrisch verwarmde (of beter onverwarmde) tent, naar het leger van politie agenten die ons braaf salueerden.
De volgende ochtend vertrokken we. 04:15 was de vertrektijd. We vertrokken om 05:00. Zoals we al verwachtten. Op naar Korea. Op naar Azië, maar anders.
Related